Mogelijke gevolgen van de Noordtak Betuwelijn voor buitenplaatsen

Afbeelding1.jpgdinsdag 29 maart 2022 17:02

Noordtak Betuwelijn kan ingrijpende gevolgen hebben voor buitenplaatsen. Nederlandse Kastelenstichting roept op tot waakzaamheid

Nogal onverwacht zijn de plannen voor de ‘Noordtak’ van de Betuwelijn weer afgestoft.

De hoofdtak Betuweroute tussen Rotterdam en Arnhem/ Zevenaar riep indertijd zulk heftig maatschappelijk verzet op in gemeenten langs de route in Zuid-Holland, de Betuwe en in de Liemers dat extra voorzieningen ter voorkoming van overlast en landschappelijke aantasting nodig werden geacht. Onderdeel daarvan vormde de aanleg van een zuidelijke en noordelijke aftakking, waarmee snel op de aanleg Betuwelijn zouden kunnen worden aangesloten. De zogenaamde noordoostelijke verbinding staat bekend als Noordtak Betuwelijn of Twenteroute.

De mogelijke aanleg van deze Noordtak baart de Nederlandse Kastelenstichting zorgen. Niet alleen grijpt dit spoor in op het nu al zeer kwetsbare, karakteristieke Oost-Gelderse en Twentse landschap, samen met de bestaande spoorlijn en de bestaande snelwegen. Ook buitenplaatsen en landgoederen die in het gebied aanwezig zijn, worden door de mogelijke aanleg bedreigd.

Het project Betuweroute heeft een lange voorgeschiedenis, die teruggaat tot de jaren ’90. Aanleiding voor de mogelijke aanleg van een nieuwe goederenlijn was de verbinding met de haven van Rotterdam. Door het dichtslibben van wegen zou de verbinding van de haven met het achterland steeds meer onder druk komen te staan. Op 31 augustus 1992 sloot de toenmalige minister Hanja Maij-Weggen (Verkeer en Waterstaat) het voor Twente zeer belangrijke Verdrag van Warnemünde. Dit verdrag legde vast dat, naast Zevenaar/ Emmerich, ook Oldenzaal/Bad Bentheim grensovergangsplaatsen voor de Betuweroute zouden worden. Het plan werd rond 2000 afgeblazen door minister Netelenbos, vanwege hevige protesten van omwonenden en de hoge kosten van de aanleg.

Inmiddels is het vuurtje weer opgestookt door het Havenbedrijf Rotterdam en het Regionaal Overleg Noordelijke Aftakking (RONA). In het RONA hebben zich aanwonenden van het bestaande spoor richting Oldenzaal verenigd, vanwege de overlast die ze van het goederenvervoer over spoor ondergaan. Overlast die veroorzaakt wordt door de geleidelijke toename van het aantal goederentreinen dat naar de grensovergang bij Oldenzaal rijdt. Deze treinen rijden over bestaand spoor, dat vaak dwars door steden en dorpen loopt. Een nieuwe, speciale route voor goederentreinen zou die overlast kunnen beperken. Door de Tweede Kamer is dit signaal opgepikt. De minister is gevraagd om een hernieuwd onderzoek te starten naar een mogelijk Noordtaktracé.

Er is een belangrijk verschil met de eerdere studie uit de jaren ’90. Inmiddels loopt een (semi-)snelweg door de Achterhoek: de N18. Bundeling met dit traject ligt sterk voor de hand. Echter, de N18 loopt naar het centrum van Enschede, terwijl de goederentreinen ten noorden van Enschede naar Oldenzaal moeten rijden, waardoor geen verdere bundeling mogelijk is en een mogelijke alternatief tracé in beeld komt.

Daarmee is het kleinschalige gebied rond Boekelo, Twekkelo en de omgeving van Oldenzaal in het geding, waar fraaie ’textiellandgoederen’, buitenplaatsen en historische boerderijen liggen, veelal met de status van Rijksmonument. Door de mogelijke aanleg van de Noordtak lopen deze groot gevaar.

De Nederlandse Kastelenstichting roept dan ook nu al op tot waakzaamheid en wijst daarbij in het bijzonder op de ensemblewaarde van deze fabrikantenbuitenplaatsen en textiellandgoederen. Het geheel van huis, tuin en een eventueel aanwezig park vormen een ensemble, dat juist als geheel van grote waarde en betekenis is. Doorsnijding en versnippering zouden niet alleen grote afbreuk aan de historische ensemblewaarde en de belevingswaarde doen, met het verloren gaan van arealen bos en natuur worden ook kwetsbare natuur-, ecologische en recreatieve waarden bedreigd.

Dat de Nederlandse Kastelenstichting reden ziet om zich vroegtijdig in de planvorming te laten horen is omdat landgoederen, kastelen en buitenplaatsen in Nederland telkens weer zeer kwetsbaar nationaal erfgoed blijken. Kwetsbaar voor maatschappelijk veranderingen en economische ontwikkelingen, voor steeds vergaande versplintering van eigendommen onder families, voor de bouwdruk vanuit steden én voor de aanleg van infrastructuur. Het zijn ontwikkelingen die al langer gaande zijn en die niet op zichzelf staan.

Deze en andere ontwikkelingen vormen een continue bedreiging en leiden tot steeds verdere doorsnijding en versnippering ervan.

De Nederlandse Kastelenstichting bespeurt een trend. Ons land wordt steeds intensiever in gebruik genomen. Woningbouw, datacentra, kantoren en bedrijventerreinen, recreatie, zonneparken en windmolens, infrastructuur en landbouw leggen steeds nieuwe claims op de ruimte en plegen een toenemende aanslag op het landschap, met vaak grote impact en uitstralende effecten, zoals geluidhinder, verdroging door bemaling en effecten op ‘zachte’ waarden in de samenleving, zoals mogelijkheden voor rust, ruimte en ongestoorde contemplatie. Regelmatig zijn daarbij landgoederen, kastelen en buitenplaatsen in het geding. Deze vaak fraaie en landschappelijk ook in recreatief opzicht belangrijke plekken, met een diversiteit van hoofgebouw en bijgebouwen, met vaak historisch aangelegde tuinen en andere elementen die onderdeel van het ensemble vormen, zijn verweven met onze geschiedenis en daarmee van nationale betekenis.

Met het steeds verder versnipperen en doorsnijden van dit betekenisvolle erfgoed, wordt een weg ingeslagen die heilloos is en in die alleen maar tot verder verlies leidt. De Nederlandse Kastelenstichting roept overheden dan ook op om, vanuit hun publiek taak, zorg te dragen voor landgoederen en buitenplaatsen en het omringende landschap door deze hiertegen te beschermen. Het is goed om in ogenschouw te nemen wat we met ons landschap en ons kostbare erfgoed willen. Te betreuren valt dat de economische wetten hierin vooralsnog overwegende prioriteit krijgen.

« Terug

Sluiten